klassiek liberale ethiek – vijanden van de vrijheid – de staatscollaborateur, de bourgeois, de afhankelijke ‘burger’

Vanuit de klassiek liberale ethiek kunnen we drie vijanden van de vrije mens onderscheiden:

1. De parasitaire staat met haar collaborateurs;
2. De parasitaire bourgeois binnen de door de staat gecreëerde monopolies bezetten als:
   
   
• het notariaat,
• de advocatuur,
• de medische sector,
• de financiële sector,
• de toezichthouders,
• de NGO’s en
• de charities
  
  Bourgeois zijn per definitie improductief en volledig afhankelijk van hun relatie met de staat. De bourgeoisie geeft de staatsmores mede vorm, beheert deze en draagt ze uit
  
  
3. Als laatste natuurlijk de categorie afhankelijke“burgers” die vanuit hun “burgerzin” het staatswapen inzetten om zich te ontdoen van hun verantwoordelijkheid. Het “burgerschap” is een rolverandering. Potentieel is de “burger” een vrije particulier die leeft van de opbrengsten van eigen arbeid. De staat probeert de structurele, financiële en emotionele afhankelijkheid van ‘burgers’ steeds verder te vergroten.

Aldus: drie parasitaire klassen die inbijten op een steeds kleiner wordende gastheer.

Ayn Rand heeft de parasiet als mensensoort haarfijn gedefinieerd:

Creator versus Parasite

Nothing is given to man on earth. Everything he needs has to be produced. And here man faces his basic alternative. He can survive in only one of two ways:

By the independent work of his own mind or as a parasite of the mind of others.

The creator originates, the parasite borrows.

The creator faces nature alone, the parasite faces nature through an intermediary.

The creators’ concern is the conquest of nature. The parasites’ concern is the conquest of men.

The creator lives for his work. He needs no other men. His primary goal is within himself. The parasite lives secondhand. He needs others. Others become his prime motive.

The basic need of the creator is independence. The reasoning mind demands total independence in function and motive. To a creator, all relations with men are secondary.

The basic need of the second-hander is to secure his ties with men on order to be fed. He places relations first.

Vier oefeningetjes:

1. Beziet hoe de Bosche metselaar als ‘burger’ in dit plaatje past.
2. Beziet hoe inquisiteur Schotman van de regelconceptie in dit plaatje past.
3. Beziet hoe collaborateur Cees Hauwert in dit plaatje past.
4. Beziet hoe consigliere Guido Sanders in dit plaatje past.

-

Cheers!

HGR